Intelligentieonderzoek

Iemands intelligentie, ofwel cognitieve vaardigheden, wordt gemeten door middel van een IQ-test. Een Intelligentiequotiënt-test bestaat uit een groot aantal vragen en opdrachten, waar soms wel, soms niet zo snel mogelijk het juiste antwoord op moet worden gevonden. Sommige taken testen het taalbegrip, andere testen onder meer ruimtelijk inzicht. De totaalscore op de verschillende onderdelen van de test resulteert in een bepaald getal: het IQ. Liever dan ons focus enkel te richten op een bepaald getal, bepalen we de ‘betrouwbaarheidsgrenzen’, zodat we met 95% zekerheid kunnen aangeven binnen welke marges het IQ ligt. Bij kinderen en jongeren van 6 tot en met 16 jaar wordt in principe de WISC-V afgenomen, bij jongeren vanaf 16 jaar en volwassenen tot 85 jaar de WAIS-IV - soms is er goede reden te kiezen voor een andere intelligentietest, zoals de RAKIT, de SON-R of de KAIT.

‘Intelligentie’ kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Door Wechsler wordt intelligentie gedefinieerd als ‘het vermogen van het individu om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met zijn omgeving om te kunnen gaan’.

Intelligentieonderzoek bij volwassenen

Intelligentieonderzoek bij volwassenen vindt in een klinische praktijk onder meer plaats om bij indicatie voor psychopathologie, zowel de uitkomsten van meer specifieke neuropsychologische tests als die van persoonlijkheidsvragenlijsten in een bredere context - en hierdoor beter - te kunnen beoordelen.

Onderzoek naar het algemeen cognitief functioneren ofwel de algemene intelligentie vindt standaard plaats als deel van een breder onderzoek bij een verzoek tot indicatiestelling, waarbij dient te worden vastgesteld welke problematiek er speelt en welke ondersteuning derhalve nodig is.

Intelligentieonderzoek vindt ook plaats in het kader van een studie- en beroepskeuzeonderzoek. Hierdoor kunnen er beter passende keuzes worden gemaakt, die aansluiten bij het niveau van de onderzochte.

De WAIS-IV (Wechsler Adult Intelligence Scale) kent 14 verschillende subtests, die ieder een ander aspect van de intelligentie meten. Bij elkaar geven deze subtests een weergave van het algemene intelligentieniveau, waarbij ook een onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende intelligentiegebieden.De test wordt individueel afgenomen en de testduur is ongeveer 2½ uur.

Intelligentieonderzoek bij kinderen en jongeren

Intelligentieonderzoek bij een kind of een jongere vindt standaard plaats als centraal deel van een breder onderzoek. De resultaten van een intelligentieonderzoek en de observaties tijdens dit onderzoek zijn bouwstenen in het helpen verklaren van gedragsproblemen en/of leerproblemen. Zij helpen onder meer een beeld te krijgen van het niveau van functioneren inzake geheugen, concentratie, sociaal redeneren, schoolse vaardigheden en/of executieve functies.

Bij een intelligentieonderzoek wordt een zogenoemde sterkte/zwakte-analyse gemaakt: welke zijn de sterke en welke de zwakke punten van het kind of de jongere?

De WISC-V (Wechsler Intelligence Scale for Children) omvat 14 subtests, ondergebracht in 5 indexen: Verbaal Begrip,Visueel Ruimtelijk, Fluid Redeneren, Werkgeheugen, Verwerkingssnelheid (van niet nader te interpreteren symbolen of figuren; de index zegt, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, dus niet automatisch iets over de snelheid waarmee informatie wordt geïntegreerd of geïnterpreteerd!). Elke indexscore berust op twee subtestscores, waardoor er vier 'aanvullende' subtests overblijven. De subtests zijn: 1. Overeenkomsten, 2. Woordenschat, 3. Begrijpen, 4. Blokpatronen, 5. Figuur Samenstellen, 6. Matrix Redeneren, 7. Gewichten, 8. Rekenen, 9. Cijferreeksen, 10. Plaatjesreeksen, 11. Cijfers en Letters Nazeggen, 12. Symbool Substitutie Coderen, 13. Symbool Zoeken en 14. Figuur Zoeken. De verbale en visueel-ruimtelijke ('performale') subtests worden afwisselend aangeboden om de aandacht van het kind tijdens de testafname zo goed mogelijk vast te houden. De test wordt individueel afgenomen en de testduur is ongeveer 2½ uur.

Een profiel van relatieve sterkte of zwakte

De scores op de verschillende subtests van de WAIS en de WISC leiden niet alleen tot een intelligentiescore, maar geven ook een intelligentieprofiel. Zo worden de relatief sterke en zwakke cognitieve vaardigheden zichtbaar. Bij de WISC-V bestaat dit profiel uit 5 primaire indexscores en 5 secundaire indexscores.
Bij de ('vroegere') WISC-III werden verschillende IQ’s berekend: een totaal-IQ (TIQ), twee schaal-IQ’s (een verbaal-IQ (VIQ) en een performaal-IQ (PIQ), en drie factor-IQ’s (Verbaal Begrip-IQ, Perceptuele Organisatie-IQ, Verwerkingssnelheid-IQ). Afhankelijk van het profiel, zijn hier de schaal-IQ’s of juist de andere IQ’s meer betekenisvol. Een 'gemiddeld' IQ ligt tussen de 90 en 110 punten. Bij de WISC-V heeft men het 'gemiddeld gebied' groter gemaakt: tussen 85 en 115 punten.

Voor meer specifieke informatie: ‘WISC-III Toelichting voor Ouders’ en ‘WISC-III Toelichting voor Jeugd’ – downloads via www.apollopraktijk.nl > WISC-III.